Molens in Alto Aragón – aceitero

Lapenilla

Lapenilla is een dood dorp hoog gelegen aan het Embalse de El Grado. Vanuit L'Ainsa de weg nemen naar Campo. Rechts af na ongeveer 12 km naar Tierrantona en Troncedo. Daar verder rijden tot aan Pano en het informatiebord bij de Ermita de la Virgen de la Collada. Laat de wagen hier achter en loop —misschien rijd je toch liever— de smalle weg af naar beneden naar Lapenilla en Aldea de Puy de Cinca. Geniet van het prachtige uitzicht over Pano, Clamosa, het meer van El Grado en Abizanda, waar je een oliemolen kunt bezoeken, die nog in veel betere staat verkeert. De weg loopt tussen het dorp en de molen, die ongeveer 200 m ten oosten van het dorp ligt.

(1) De voormalige molen met zijn façade naar het dorp gericht.

De molen (1) heeft een rechthoekig grondplan. Het is een eenvoudig gebouw zonder opvallende kenmerken, behalve misschien dat er zeer weinig openingen zijn voor zo'n grote wanden. In de voorgevel tellen we, naast de ingang, slechts drie eerder bescheiden ramen: het grootste (4) zit boven de deur.

De andere ramen zijn klein: één beneden en de andere op de eerste verdieping. Die laatste (6) is zeer smal en was wellicht niet meer dan een opening om de electriciteit binnen te halen.

De muur achteraan telt twee ramen, allebei op de eerste verdieping en ongeveer even groot als het raam boven de deur. Ze zijn dicht gemetst met baksteen. Er kunnen meer ramen geweest zijn, maar dat is moeilijk zeker te weten.

Een laatste opening zit in de korte wand op het gelijkvloers (links in 1): wellicht een tweede ingang, maar met een eenvoudige houten latei, geen boog zoals in de voorgevel.

Het loont de moeite om de muren van de molen wat nader te bekijken.

Er is een duidelijke scheidingslijn tussen het bo­venste en het onderste deel van de gevel (1, witte streep in 2). Die breuklijn loopt horizontaal in de lange zijden van het gebouw (1) en dan schuin om­hoog tot de achterkant van de korte zijden (2). De hoekstenen boven de streep zijn duidelijk meer grijsachtig en de andere stenen liggen regelmatiger in lagen. De muur onder de streep heeft een veel minder regelmatig uitzicht met hoekstenen die bruinachtig zijn.

(2) De oude daklijn met de toegevoegde bouwlaag.
Onze interpretatie van de situatie is dat deze molen in het begin gebouwd was zoals alle olie­molens van de streek : om de immense cantilever pers voldoende ruimte te geven, werd de achter­wand veel hoger opgebouwd dan de voorkant (zie bv. Ayera, of Castilsabás).

Nadien werd de cantilever pers vervangen door een exemplaar dat minder vrije hoogte vergde. Hierdoor werd het mogelijk om een tweede laag —als woonst misschien?— aan de constructie toe te voegen. Het raam boven de deur (1, 3) moet dan van dezelfde tijd dateren en de zoldering van het gelijkvloers moet zich dan net boven de boog van de deur bevonden hebben.

Helaas hebben we geen documenten om onze interpretatie te bevestigen en we zijn ook eigenlijk niet helemaal gelukkig met onze speculatie.

Binnen vertonen de wanden gaten voor balken die de zoldering droegen. Maar de bovenste verdieping moet een danig onaangename plek geweest zijn met slechts drie eerder kleine ramen die licht en lucht binnen lieten. En de vertikale balken (7, 8) van de pers kunnen met geen mogelijkheid onder een plafond gepast hebben dat zo laag was. Daarom kan de bovenste verdieping wellicht niet meer dan ongeveer twee derde van de oppervlakte beslaan hebben.

(3) Ingang.
(4) Regaifa achter de ingang.

De ingang (3) draagt een lage boog samen­gesteld uit stenen van kalksteentuf. De deurposten aan elke kant zijn gebouwd uit een kleine steen onderaan en bovenaan, met een grote monoliet ertussen. Er zijn geen beschermingstekens, zoals kruistekens of calvaries, aangebracht. Het lijkt er op dat dit type inscripties in deze streek eerder beperkt blijft tot bloemmolens, en afwezig is op oliemolens.
Maar er zijn wel enkele gravures van jaartallen (3): een steen in het midden boven de boog draagt het jaar 1853 en een andere steen rechts van de ingang is gemerkt met 1935. De latei van het kleine venster links van de ingang (1, 5) draagt ook een inscriptie. Ik ben niet zeker van het voorlaatste cijfer. Het lijkt op een 4, maar rekening houdend met de steen boven de deur zal het wel eerder een 5 zijn. Daar moet het jaar op de latei AÑO 1853 zijn.

(5) Latei van het kleine venster links van de ingang.
(6) Isolatoren boven een kleine opening in de façade.

(7) Werkplaats: brandplek links; platform met pers; ingang rechts;
achteraan de deur naar de annex waar de olijven gemalen werden.

(8) Vertikale balken van de pers.
Volgens ons moet bijna alle activiteit zich afgespeeld hebben rond, en ten zuiden van, de ingang — dat is het meets rechtse deel van het gebouw in (1).

Die ruimte wordt gedomineerd door een platform (7). Een trapje van zes stenen treden, gelegen tegen de zuidmuur, leidt naar dat platform. Het is de beste plek voor een trap, want dat is de kortste weg tussen de kollergang en de plaats waar de massa onder de pers gestapeld werd.

Aan het andere einde van het platform bevindt zich de persbodem (regaifa, 4). Het is een stenen plaat met een rondlopende goot die de olie opving en liet aflopen in een stenen bak (pila) aan de voet van het platform. Deze pila is zichtbaar in (7), net onder de balken.

De twee balken (virgenes 7, 8, 10), geplant in een put in het platform vormen het steunpunt van de hefboom van de cantilever pers (voor een goed voorbeeld, zie Panillo).

(9) Ingang links; platform met pers rechts.
(10) Balken van de pers links; regaifa; haard rechts.

Ook op het platform, tegen de muur (7 links, 10 rechts) is een pila die wellicht diende voor warm water dat nodig was voor het extractieproces.
Naast dit watervat staan enkele restanten van muurtjes (10) die doen denken aan een stookplaats met een schouw.

(11) De plaats waar de olijven gemalen werden in het bijgevbouw (uiterst rechts in 1).

Aan de zuidkant van de molen (rechts in 1) leunt een kleine constructie tegen het hoofdgebouw aan. het is de plaats waar de olijven gebroken werden voor ze onder de pers gingen. Het kleine en lage gebouwtje heeft zijn eigen rechtstreekse ingang, maar het kan ook vanuit de werkplaats in het hoofdgebouw bereikt worden: langs de opening rechts in (7).
Zo goed als de volledige vloer is ingenomen door de bodemplaat van de kollergang (balsa del torno, 11). Olijfbrekers van hetzelfde type kan men ook vinden in o.a. Olsón, of Abizanda. De opstaande rand is gemaakt uit baksteen, precies als in Abizanda.

Twee diagonale hoeken van de plaats zijn omge­vormd tot voorraadbakken (algorines) waar de olijven gestapeld werden in afwachting van hun behandeling.

Path: Home / Alto Aragón: oude molens / Lapenilla
Inleiding
Leer hoe een molen werkt
Bezoek de molens; catalogus
Literatuur en andere websites
© en e-mail: